Een van de redenen waarom de federale regeringsvorming zo moeilijk is geworden, is de vertraging van de Belgische economie. Onze overheid heeft BBP-groei nodig om haar tekorten en schuldgraad weg te werken, en de vergrijzingsfactuur te betalen. Economische groei zorgt immers voor een toename van de belastinginkomsten, en helpt dus om de toenemende kosten op te vangen.
De afzwakkende economische groei heeft inderdaad te maken met de terugvallende wereldhandel, waaraan België als kleine open economie erg gevoelig is. Bovendien verkleinen de Brexit-spanningen en de Amerikaans-Chinese handelsoorlog het ondernemingsvertrouwen en de wil om te investeren.
Maar we moeten ook dieper kijken, naar de structurele oorzaken. Onze economische groei zal de komende jaren zwak blijven omdat de aangroei van onze arbeidsmarkt sterk vertraagt. De bevolking op beroepsactieve leeftijd zal zelfs krimpen omdat een grote massa Belgen met pensioen gaat en er in verhouding minder jongeren beginnen te werken.
Daarnaast zien we dat de arbeidsproductiviteit, dit is de economische output per gewerkt uur, de voorbije jaren zo goed als niet meer groeit. Dat is geen typisch Belgisch fenomeen, want ook de rest van de Eurozone, de VS en Japan kampen ermee. Ze is de hoofdoorzaak van de daling van onze potentiële groei. (grafiek)
Waarom groeit onze productiviteit minder snel dan enkele decennia geleden, en wat kunnen we daaraan doen?
Om te beginnen is onze economie omgeschakeld naar een grotere dienstensector en daar vallen minder productiviteitswinsten te halen. Het leveren van diensten is nu eenmaal moeilijker te automatiseren dan het produceren van goederen, denk maar aan ouderenzorg.