Véronique Goossens
Chief Economist @Belfius
Frank Maet
Senior Macro Economist @Belfius
Gisterenavond heeft de Hoge Raad van Financiën haar advies uitgebracht aan de regering over het te volgen begrotingstraject voor de komende jaren. Vóór eind april moet België immers zijn meerjarenbegroting indienen bij de Europese Commissie. Dat is geen gemakkelijke opdracht dit jaar. Want hoe schat je de economische groei en inflatie in voor de komende jaren? Die hebben een groot effect op de begrotingstoestand. Anderzijds mag men in crisistijd niet bezorgd zijn over de begroting en de schuldgraad. Alle economen zijn het erover eens dat de eerste prioriteit nu het overleven van onze economie betreft. Alle tijdelijke uitgaven die een golf van faillissementen en ontslagen kunnen voorkomen zijn volledig gerechtvaardigd.
Toch moeten we niet blind zijn voor de factuur die ons wacht na de crisis. De Hoge Raad benadrukt dat de budgettaire uitgangspositie van België al niet florissant was vóór het uitbreken van de Covid-19 crisis. Toen al gingen we naar tekorten van rond de 3% van het BBP voor de jaren 2020-2023 en een schuldratio die in 2023 zou oplopen tot 102,5% BBP. De crisis komt daar nog bovenop, met een geraamde kostprijs van 5,2 miljard voor het totaalpakket aan tijdelijke maatregelen, en een nog hogere kost die ons zal treffen via de werking van de automatische stabilisatoren (dalende opbrengst van de belastingen en de hogere uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen). De Nationale Bank becijferde het tekort voor dit jaar onlangs op minstens 7,5% van het BBP of zo’n 33 miljard euro. De schuldgraad zou oplopen tot 115% van het BBP.
De economen André Decoster en Gert Peersman wezen er recent op dat deze eenmalige factuur opgevangen kan worden zonder nieuwe belastingen of besparingen. Maar daar zijn we niet zo zeker van. De redenering is dat een hogere overheidsschuld vanzelf verdwijnt dankzij de uitzonderlijk lage rente. Deze is namelijk lager dan de nominale groei (dit is de economische groei vermeerderd met de inflatie), waardoor de schuldgraad automatisch daalt ten opzichte van het BBP. Een pijnloze manier om onze overheidsfinanciën te verbeteren is dan ook om in te zetten op hogere groei, hogere inflatie en het behoud van de lage rente. Die combinatie is echter niet zo evident. Van de rente verwachten we inderdaad dat ze nog lange tijd laag zal blijven, dankzij het beleid van de Europese Centrale Bank. Maar bij een inflatie-opstoot zal ze de rente weer hoger moeten duwen om te vermijden dat de inflatie uit de hand loopt. Wat de nominale groei betreft zaten we de afgelopen jaren op een dalend pad. Een herhaling van de naoorlogse jaren waarbij schulden werden weggewerkt door hoge groei lijkt dus minder waarschijnlijk.
Op zich is de eenmalige COVID-19 factuur niet zo’n bedreiging voor de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën, aangezien ze hopelijk eenmalig zal zijn. Maar ze is dat wel in combinatie met onze blijvende structurele ontsporingen zoals de vergrijzingskosten. Die nemen de komende twee decennia jaarlijks gemiddeld met 0,2% van het BBP toe. Ook onze hoge schuldgraad blijft een zorgenkind. Daarnaast verwachten we ook dat de nasleep van Covid-19 onze begroting nog enkele jaren zal beïnvloeden. Té snel starten met een begrotingssanering zou onze economie opnieuw in een recessie kunnen doen belanden. We moeten dus nog niet meteen een Covid-19 belasting of nieuwe besparingen verwachten. Maar dat deze op middellange termijn terug aan de orde zullen zijn, daar kunnen we als belastingbetaler zeker van zijn.
Deze informatie (en de eventuele bijgaande documenten) is louter bedoeld ter algemene informatie en vormt in geen geval een aanbod betreffende financiële, bank-, verzekerings- of andere producten en diensten, noch een beleggingsadvies.