24 juni 2024

Isabelle Verhulst

Isabelle Verhulst
Head of Wealth Analysis & Planning


Na een schenking of een erfenis komt het vaak voor dat een ouder en een kind zich bevinden in een onverdeeldheid m.b.t de banktegoeden:

  • De ouder heeft het vruchtgebruik op de bankrekeningen, wat betekent dat hij of zij wel de inkomsten (rente of dividenden) kan ontvangen, maar niet het kapitaal kan opnemen.
  • De kinderen hebben de blote eigendom van de banktegoeden. Dit betekent dat zij de wettelijke eigenaars zijn, maar geen rechten van genot en gebruik bezitten.

Wat de oorsprong ook is, deze situatie van onverdeeldheid zorgt ervoor dat de vruchtgebruiker een bepaald inkomen van en de controle over de banktegoeden behoudt.


In principe worden de kinderen pas volledig eigenaar van de goederen wanneer de (langstlevende) ouder overlijdt.


Deze situatie is echter niet noodzakelijk het beste voor alle partijen:


Bijvoorbeeld

Paul en Jacqueline zijn getrouwd en hebben elk een relatief groot vermogen, dat uitsluitend bestaat uit banktegoeden. Ze hebben twee volwassen kinderen, Yvan en Théo.


Paul overleed op 85-jarige leeftijd en liet zijn vrouw en twee zonen achter. Bij gebrek aan een testament krijgt Jacqueline het vruchtgebruik van het vermogen en Yvan en Théo de blote eigendom.


Jacqueline is reeds op oudere leeftijd en omdat ze zelf een comfortabel vermogen heeft, heeft ze het inkomen dat dit vruchtgebruik oplevert niet nodig. Aan de andere kant hebben Yvan en Théo projecten die een kapitaalinjectie vereisen en zouden ze dus een deel van dit kapitaal kunnen gebruiken. Bovendien heeft Jacqueline, gezien haar hoge leeftijd, misschien niet meer de wil om dit vermogen dagelijks te beheren.


Hoe kan aan deze situatie van onverdeeldheid een einde worden gemaakt?


Het is mogelijk dat de ouder afstand doet van zijn of haar recht op vruchtgebruik. Op die manier worden de blote eigenaars onmiddellijk volle eigenaars, zonder te moeten wachten op het overlijden van de vruchtgebruiker.


Hoe zit het met banktegoeden?

Wat de banktegoeden, betreft, is een eenvoudige handtekening van de vruchtgebruiker (in ons voorbeeld de ouder) en de blote eigenaars (in ons voorbeeld de kinderen) meestal voldoende om de activa vrij te geven op naam van de blote eigenaars.


In juridische en fiscale termen?

In principe kan er zonder formaliteiten afstand worden gedaan van een vruchtgebruik, behalve in het geval van een onroerend goed, waar altijd een akte moet worden opgesteld door een notaris.


Vanuit fiscaal oogpunt is een zuivere en eenvoudige verzaking aan een recht van vruchtgebruik niet belastbaar. In het geval van overlijden van de vruchtgebruiker binnen drie jaar na deze transactie, kan de belastingdienst echter oordelen dat de afstand werd gedaan met een begiftigingsinzicht en dat het bijgevolg een schenking van het vruchtgebruik is, die onderworpen aan erfbelasting. Het is echter aan de fiscus om het begiftigingsinzicht aan te tonen.


Om dit risico te beperken, kan het nuttig zijn dat de vruchtgebruiker een brief stuurt naar de bank (ondertekend door de kinderen en waarvan de bank een kopie bewaart) voordat hij of zij het bankdocument ondertekent, waarin hij of zij verklaart afstand te willen doen van het vruchtgebruik en waarin hij of zij aangeeft dat de afstand wordt gedaan om praktische redenen en de afstand niet is ingegeven door de wens om een schenking te doen.


Hoe zit het in Vlaanderen?


Het bovenstaande standpunt is van toepassing in Wallonië en Brussel. In Vlaanderen draaien bepaalde beslissingen van Vlabel (de Vlaamse belastingadministratie) dit principe om, door aan te nemen dat een afstand van vruchtgebruik noodzakelijkerwijs een wil tot schenken van de vruchtgebruiker impliceert. De bewijslast wordt dus omgekeerd en het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat er geen begiftigingsintentie is.



Dit artikel bevat uitsluitend algemene informatie, waarbij geen rekening wordt gehouden met uw individuele situatie en vormt daarom geen juridisch, fiscaal of financieel advies. De informatie is gebaseerd op jurisprudentie en wetgeving die van kracht is op het moment dat dit artikel wordt geschreven. Bij het opstellen van dit artikel wordt geen rekening gehouden met eventuele nieuwe wetgeving of ontwikkelingen in de jurisprudentie.