26 februari 2025

Inleiding

In het Arizona-akkoord van de nieuwe federale regering zijn ook enkele fiscale maatregelen aangekondigd die van belang zijn voor ondernemers. Hieronder bespreken we enkele van deze nieuwigheden, al is het natuurlijk afwachten op de definitieve wetteksten om de precieze modaliteiten te kennen.

We staan ook even stil bij de aangekondigde hervormingen met betrekking tot de liquidatiereserve, de minimumbezoldiging voor bedrijfsleiders, de exit-heffing bij emigratie van rechtspersonen en tot slot de share deals m.b.t. vastgoedvennootschappen.

1. Liquidatiereserve en VVPRbis

De regering is van plan het VVPRbis-stelsel en de liquidatiereserve maximaal te harmoniseren.

Kleine vennootschappen hebben de mogelijkheid om een deel van hun belaste winst over te boeken naar een liquidatiereserve. Op dat moment is er een anticipatieve heffing van 10% verschuldigd door de vennootschap. 

Wanneer de vennootschap overgaat tot uitkering van deze liquidatiereserve is er bijkomend roerende voorheffing (RV) verschuldigd, tegen een tarief dat wordt bepaald naargelang het moment van uitkering:

  • Bij uitkering van een dividend na het verstrijken van de huidige wachttermijn van 5 jaar is een verlaagd RV-tarief van 5% van toepassing.
  • Wordt de liquidatiereserve voor het verstrijken van de termijn van 5 jaar uitgekeerd, dan is er 20% RV verschuldigd.
  • Bij uitkering naar aanleiding van de liquidatie van de vennootschap, is er geen bijkomende roerende voorheffing verschuldigd.

In de tekst van het regeerakkoord wordt aangekondigd dat de wachttermijn zal worden verkort van 5 jaar naar 3 jaar. Kmo’s zullen dus sneller dividenduitkeringen kunnen doen tegen een verlaagd tarief. Bovendien zal het verlaagde tarief van 5% stijgen naar 6,5%. Hierdoor zal de effectieve belastingheffing van 13,64% stijgen naar 15%, wat hetzelfde tarief is als datgene wat geldt in het kader van het VVPRbis-stelsel. Uitkeringen die gebeuren vooraleer de minimumtermijn van 3 jaar is verstreken, zullen worden belast tegen het normaal tarief van roerende voorheffing (30%).

De wijzigingen van de liquidatiereserve zouden van toepassing zijn op nieuwe liquidatiereserves aangelegd vanaf 1 januari 2026.

 Het is onduidelijk of er wijzigingen zullen worden aangebracht aan het VVPRbis-regime.

2. Minimumbezoldiging voor bedrijfsleiders

Een andere belangrijke hervorming in het regeerakkoord heeft betrekking op de minimumbezoldiging voor bedrijfsleiders.

In de vennootschapsbelasting geldt een verlaagd belastingtarief van 20% op een eerste schijf van 100.000 euro voor kleine vennootschappen, zij het onder bepaalde voorwaarden. Het deel van de belastbare grondslag dat 100.000 euro overschrijdt, wordt belast tegen 25%. Een van de voorwaarden van het verlaagde tarief is dat de vennootschap aan minstens één bedrijfsleider een minimumbezoldiging toekent van 45.000 euro.

Volgens het regeerakkoord zal de minimumbezoldiging verhoogd worden naar 50.000 euro op jaarbasis en dit bedrag zal ook geïndexeerd worden. Bovendien zal de bedrijfsleidersbezoldiging in de toekomst voor maximaal 20% van het jaarlijkse brutoloon uit voordelen alle aard (bv. terbeschikkingstelling van een woning…) mogen bestaan. Aanvullende bonussen bovenop het brutoloon zijn nog steeds mogelijk.

Deze minimumbezoldiging wordt ook als voorwaarde gekoppeld aan de DBI-bevek. Naast de nieuwe heffing van 5% bij uitstap, zou de roerende voorheffing enkel nog verrekenbaar zijn met de vennootschapsbelasting indien de vennootschap-belegger een minimale bedrijfsleidersbezoldiging toekent.

3. Exit belasting voor rechtspersonen

‘De emigratie van een rechtspersoon wordt fiscaal behandeld als een fictieve liquidatie van de rechtspersoon’, zo staat te lezen in het regeerakkoord.

Het is niet helemaal duidelijk wat hiermee wordt bedoeld. In de huidige wetgeving worden de belaste reserves en de latente meerwaarde op activa geacht gerealiseerd te zijn en bijgevolg belast in de vennootschapsbelasting, wanneer een vennootschap haar fiscale woonplaats verhuist naar het buitenland. De emigratie van een vennootschap wordt fiscaal dus behandeld als een fictieve liquidatie. De aandeelhouder wordt evenwel niet belast alsof hij een dividend ontvangt. Wellicht wil de regering in de toekomst ook de aandeelhouder van de emigrerende vennootschap belasten.

4. Share deals met betrekking tot vastgoedvennootschappen

Tot slot vermeldt de tekst ook dat de regering de regio’s, indien zij dat wensen, zal helpen strijden tegen zogenaamde share deals met betrekking tot vastgoedvennootschappen.

Bij share deals van vastgoedvennootschappen worden de aandelen verkocht, waarbij geen verkooprecht verschuldigd is. Dit is anders bij de rechtstreekse verkoop van onroerend goed, waarbij registratierechten verschuldigd zijn tegen tarieven die variëren naargelang het gewest. Het verkooprecht is namelijk geen federale aangelegenheid maar valt onder de bevoegdheid van de gewesten. Het is dan ook opmerkelijk dat het regeerakkoord dit opneemt.

Conclusie

Het regeerakkoord bevat tal van fiscale maatregelen die een impact zullen hebben op de ondernemers, al zijn er toch ook nog veel onduidelijkheden. Ook over de inwerkingtreding van deze nieuwe maatregelen is er vandaag nog geen zekerheid. We zullen u zeker op de hoogte houden van toekomstige ontwikkelingen zodra de wetsontwerpen en definitieve teksten zijn gepubliceerd.



De informatie in dit document houdt geen advies in over financiële planning met betrekking tot uw persoonlijke situatie. Het bevat geen gepersonaliseerd beleggingsadvies of -aanbevelingen, noch onafhankelijk onderzoek op beleggingsgebied. De vermelde cijfers geven de situatie op een bepaald moment weer en kunnen veranderen.