Wat gebeurt er met de kinderen?
Het ouderlijk gezag heeft betrekking op: materiële hoede en huisvesting van de kinderen, leiding en opvoeding, recht op wettelijk beheer en genot van hun goederen en inkomsten. Het wordt door beide ouders samen uitgeoefend, ongeacht of ze al dan niet uit de echt gescheiden zijn. Bij onenigheid kan de rechter beslissen om het ouderlijk gezag slechts aan een van de ouders toe te vertrouwen. De andere ouder behoudt dan alleen zijn recht op persoonlijk contact. Dat houdt in dat elke ouder minstens het recht heeft om zijn kinderen te zien, en dat om hun evenwicht te vrijwaren.
Als het kind al een persoonlijk vermogen heeft (uit een erfenis bijvoorbeeld), wordt een van de ouders – of worden soms beiden – aangesteld om de goederen te beheren. Het gaat daarbij niet noodzakelijk om de ouder die het ouderlijk gezag geniet. Er is immers een onderscheid tussen de capaciteiten van de ouders als opvoeder en als beheerder, en de beste keuze voor het welzijn van het kind primeert.
Volgens het Burgerlijk Wetboek zijn de ouders verplicht tot huisvesting, onderhoud, toezicht, opvoeding en opleiding van hun kinderen volgens hun mogelijkheden. Met dat doel wordt in het kader van de echtscheiding doorgaans in een financiële bijdrage voorzien. Die wordt over het algemeen elke maand gestort en wordt berekend door de ouders in onderling overleg, of door de rechter volgens de inkomsten van de ouders, de behoeften van de kinderen en het aantal kinderen. Ze wordt betaald tot de kinderen meerderjarig zijn, of langer als het kind verder studeert of financieel nog niet op eigen benen staat.