Sinds eind vorig jaar hebben we een federale regering in lopende zaken en dat betekent budgettaire stilstand. Besparingen of belastingverhogingen zijn nu immers uitgesloten. Intussen loopt het tekort automatisch op door de sterk toenemende vergrijzingskosten. De komende vijf jaar nemen deze kosten gemiddeld met zo’n twee miljard per jaar toe, en dit zonder rekening te houden met de inflatie. De grootste hap uit het budget vormen uiteraard de pensioenkosten; met jaarlijks gemiddeld 50 000 bijkomende gepensioneerden zien we deze kosten de komende legislatuur exploderen. Geen wonder dat het Monitoringcomité uitkwam op een federaal overheidstekort van bijna 12 miljard euro tegen het einde van de volgende regeerperiode.
Ook daarna zijn de problemen nog niet van de baan. De steile klim van de vergrijzingskosten zal nog zeker 25 jaar aanhouden, waardoor de komende vijf federale regeringen voor immense besparingen staan om de rekeningen te doen kloppen.
De oplossingen liggen niet voor de hand. Uiteraard moeten we meer mensen aan het werk krijgen én houden om de lasten van een snel verouderende bevolking op te vangen, maar hiermee werd al rekening gehouden in de kostenramingen van de Vergrijzingscommissie.
Een bijkomende complicatie is dat de vergrijzingsinspanningen ongelijk verdeeld zijn over de verschillende overheden in België. Van de bijkomende vergrijzingskosten tot 2045, komt slechts 13% ten laste van de regionale en lokale overheden. De Vlaamse, Waalse en Brusselse regering voelen met andere woorden niets van de vergrijzingsstrop die zich steeds nauwer om de federale hals sluit. Ze zullen geen overschotten boeken om de Belgische begroting te redden.