Frank Maet
Senior Macro Economist @Belfius
Véronique Goossens
Chief Economist @Belfius
Met minder dan drie weken te gaan, naderen de Amerikaanse presidentsverkiezingen hun ontknoping. Naast Covid-19, is het economisch beleid in deze race naar het Witte Huis als vanouds het centrale thema. Een campagneadviseur van Bill Clinton bedacht in 1992 al de beroemde oneliner ‘it’s the economy, stupid’ om het belang van de economie als verkiezingsthema te onderstrepen.
De economische prestaties tijdens de ambtstermijn staan bovenaan op het rapport van een zittende president. Bij de vorige verkiezingen in 2016 beloofde Donald Trump een BBP-groei van minstens 4 procent door fors lagere bedrijfsbelastingen. Het belastingtarief voor ondernemingen ging van 35 procent naar 21 procent maar de beloofde groeispurt bleef uit. De jaarlijkse BBP-groei tijdens de eerste drie jaar Trump bedroeg gemiddeld 2,5 procent, dat is amper 0,1 procent meer dan tijdens de laatste drie jaar van Obama’s termijn.
Wanneer we verder in het verleden kijken naar het economisch succes onder Republikeinse en Democratische presidenten dan valt het op dat de meeste recessies na 1950 voorkwamen met een Republikein in het Witte Huis. Onder het bewind van een Democraat lijkt de Amerikaanse economie minder bokkesprongen te maken maar in termen van gemiddelde BBP-groei is er echter weinig verschil. Dat kunnen we niet zeggen over de begrotingsdiscipline. Democraten doen het hier doorgaans beter dan de Republikeinen.
Zo ontspoorde de Amerikaanse overheidsschuld in de jaren ’80 onder Ronald Reagan. Zijn economisch beleid, gekend als Reaganomics, had veel aanhang. Maar door de verlaging van de belastingen en het verhogen van de defensie-uitgaven verwaarloosden de conservatieven de fiscale discipline. Na twaalf jaar Reagan en Bush (1981-1993) erfde de Democraat Bill Clinton een schuld van 49,5 procent van het BBP (gestegen van 26,2 procent in 1980) en een begrotingstekort van 4,5 procent. Met lagere militaire uitgaven, hogere belastingen en een stevige economische groei bracht Clinton de overheidsschuld weer naar 34,5 procent en bij de millenniumwissel had hij een overschot op de begroting.
Na 9/11 raakt ook George W. Bush verwikkeld in een reeks dure oorlogen die in combinatie met nieuwe belastingverlagingen de schuldratio weer hoger duwen. De financiële crisis en de redding van de banken blies een enorm gat in de federale begroting in 2009, het eerste jaar onder president Obama. In de jaren erna wist hij het tekort terug te dringen maar de schuldenberg van de overheid bleef hoog. Onder Trump is daar nog een schep bovenop gekomen. Nog voor Covid-19 toesloeg was de staatsschuld al gestegen naar 106,7 procent van het BBP.
Het is natuurlijk opletten om voorbarige conclusies te trekken over de correlatie tussen de politieke kleur van de president en het reilen en zeilen van de economie. Presidenten verdienen niet alle eer voor de successen tijdens hun ambtstermijn. Ze erven soms goede of slechte tijden van hun voorgangers. Gebeurtenissen die volledig buiten hun macht vallen, zoals deze pandemie of een financiële crisis, kunnen de economische groei zwaar beïnvloeden. Bovendien heeft economisch beleid vaak pas jaren na een beslissing zijn grootste effecten.
Joe Biden kon de voorbije weken zijn voorsprong in de peilingen op Donald Trump flink uitbouwen. Als hij de volgende president wordt en de democraten in de Senaat en het Huis van Afgevaardigden de meerderheid veroveren dan kan Biden aan de slag gaan met een oude traditie bij democratische presidenten: het opruimen van de fiscale puinhoop van je voorganger.