20 juni 2024
Véronique Goossens
Chief Economist @Belfius
Aan het einde van de legislatuur van de Vlaamse lokale besturen maakt Belfius Strategic Research de balans op en blikken we ook vooruit met 3 grote uitdagingen voor de volgende bestuursperiode.
De financiële balans oogt verrassend positief. Dit ondanks bijzonder woelige tijden met de covidcrisis, een galopperende inflatie met fors stijgende loon- en bouwkosten en een energiecrisis fors toegenomen rentes. We kunnen stellen dat de steden en gemeenten hebben blijk gegeven van veerkracht dankzij hun vermogen om hun beleidsplannen in de loop van de bestuursperiode aan te passen.
De voorbije legislatuur werd gekenmerkt door een ongeziene groei van de exploitatie-uitgaven. Ze zijn met gemiddeld 5,1% per jaar gestegen. Ter vergelijking: tijdens de vorige legislatuur is dit slechts 1,9%. 84% van de gemeentebesturen geeft aan dat de inflatie de belangrijkste impact heeft gehad, eerder dan bijvoorbeeld de covidcrisis. In 2024 besteden de lokale besturen 14,8 miljard euro aan lokaal beleid, zonder investeringen en schuldaflossingen. Dat is 2.179 euro per inwoner. Voor investeringen en de terugbetaling van leningen hebben de gemeenten in 2024 5,4 miljard euro voorzien, 801 euro per inwoner.
Wat heeft de uitgaven opgedreven?
Gemeenten hebben hun personeelskosten aanzienlijk zien stijgen door de 10 loonindexeringen tijdens de voorbije legislatuur. Gemiddeld zijn de personeelskosten jaarlijks met 6,5 % toegenomen, naar een totaal van meer dan 7 miljard (OCMW’s inbegrepen). Dat is bijna de helft van hun exploitatie-uitgaven. In de Belfius-enquête geeft 39% van de gemeenten aan dat het beheersen van de personeelskosten een absolute topprioriteit is in een volgende legislatuur.
Een heikel punt blijft de toenemende pensioenlast voor de statutaire ambtenaren. Die worden bij hun uitstroom steeds vaker vervangen door contractuele medewerkers. Gemeentebesturen moeten extra middelen vinden om deze pensioenen - die ze via een gesloten systeem zelf financieren voor hun vast benoemde gepensioneerden – te blijven garanderen. Het zijn immers alleen de vast benoemde werknemers die hiervoor afdragen. Vooral in de grote steden is dat een ware uitdaging. Alles samen betalen de Vlaamse steden en gemeenten dit jaar meer dan 1 miljard euro voor hun gepensioneerde ambtenaren (bron: Federale Pensioendienst).
Bijna drie kwart van de steden en gemeenten geeft in de Belfius-enquête aan dat de pensioenfactuur de belangrijkste uitdaging zal worden in de komende bestuursperiode.
Ook de energiefactuur is flink de hoogte ingegaan. Ze is nog steeds hoger dan aan het begin van de legislatuur. Vergeleken met een aandeel van 3,7% in 2022, vertegenwoordigt ze nu 2,3% van de totale lokale exploitatie-uitgaven. Binnen de rubriek goederen en diensten (3,3 miljard euro) gaat in 2024 10% naar aankoopkosten voor energie. De gemeenten geven dan ook aan dat ze energiebesparende maatregelen hebben genomen en er sindsdien versneld op inzetten. Als we hen vragen aan welke investeringen ze de voorkeur geven, dan geeft 88% aan verder te zullen inzetten op ledverlichting. 72% wil doorgaan met het energiezuinig maken van gebouwen.
De uitgaven voor individuele hulpverlening zijn sinds het begin van de legislatuur met 60% gestegen, gemiddeld met 10,2% per jaar. De continue stijging van deze uitgaven tijdens de voorbije legislatuur valt behalve aan de Oekraïnecrisis zeker en vast ook toe te schrijven aan de covidcrisis en de nasleep van de energiecrisis. Meer inwoners hebben zich tot het OCMW gewend om hun (energie)facturen te betalen (d.i. ‘andere individuele hulpverlening’ dan leefloon).
Ondanks de behoorlijke toename van de uitgaven is het financieel evenwicht bij de gemeenten nooit in gevaar geweest. Dat is te danken aan de toenemende belastingontvangsten, zonder evenwel de tarieven noemenswaardig te verhogen. Lokale besturen zien immers een groei-effect bij de belastingontvangsten door de indexering van onder meer de lonen bij de burger en het kadastraal inkomen. Dit effect komt met enige vertraging, meer bepaald 1 tot 2 jaar na de galopperende inflatie.
In 2024 voorzien ze 6,7 miljard euro belastingontvangsten, dat is gemiddeld 995 euro belastingontvangsten per inwoner.
De opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV) zijn met 3 miljard euro de belangrijkste belastingontvangst (45% van de gemeentebelastingen), de aanvullende personenbelasting (APB) volgt met 2,6 miljard euro (of 38%).
Lokale belastingen die gemeenten zelf instellen en heffen, beslaan een heel breed gamma en dragen voor 14% bij. In 2024 zijn voornamelijk boetes1 (+43,7%) en specifieke lokale belastingen zoals op tweede verblijven, leegstand, afgifte van documenten en algemene bedrijfsbelasting de sterke stijgers.
De Vlaamse en federale overheid hebben de gemeenten ook ondersteund tijdens de voorbije legislatuur, bijvoorbeeld om de energie- en opvangcrisis te bezweren.
Gemeenten halen gemiddeld 40% van hun exploitatieontvangsten uit werkingssubsidies en fondsen, voornamelijk afkomstig van de Vlaamse overheid. Het Gemeentefonds alleen al levert 3,6 miljard (58%) van de 6,2 miljard euro werkingssubsidies op. Jaarlijks stijgt de basisdotatie met 3,5%.
De specifieke werkingssubsidies lopen met 7,4% op tot 1,7 miljard euro. Hierin zit onder meer de federale financiering van de leeflonen en het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI), die 60 tot 100% van de uitgaven van een lokaal bestuur voor individuele hulpverlening dekt.
Ondanks de moeilijke context blijven gemeenten investeren. Gemeenten zijn een belangrijke investeringsmotor voor de energietransitie. Groene lokale investeringen winnen steeds meer aan belang en zijn absoluut noodzakelijk om het vaak nog onvoldoende energiezuinig gebouwenpatrimonium duurzamer te maken.
De lokale investeringsbudgetten gaan hoofdzakelijk naar ‘mobiliteit’ (wegeninfrastructuur en riolering, elektrificatie van voertuigen), maar ook steeds meer naar ‘cultuur en vrije tijd’, ‘natuur en milieubeheer’ (waterbeheer en klimaatverandering), ‘wonen’ en ‘ondernemen’.
Voor 2024 staat alvast 4,7 miljard euro aan investeringen ingeschreven, wat 4,8% meer is dan het voorgaande jaar, op voorwaarde dat ze ook effectief uitgevoerd worden. Door de hogere bouwprijzen worden projecten immers vaak uitgesteld, geschrapt of krijgen ze een lagere prioriteit. De prijzen van bouwmaterialen zijn de voorbije jaren immers fors gestegen. Dat betekent concreet dat ze met dezelfde investeringsbedragen minder kunnen realiseren.
Tenslotte kunnen we stellen dat de gemeenten tijdens de legislatuur een gezonde financiële buffer kunnen overhouden om nieuwe schokken te kunnen opvangen. Voor 2024 voorzien de gemeenten dat de autofinancieringsmarge verder opklimt tot 275 miljoen euro of 41 euro per inwoner, wat overeenkomt met 1,8% van de exploitatie-ontvangsten.
De gemeentebesturen zien 3 grote uitdagingen voor de volgende bestuursperiode.
De financiën zitten relatief goed, maar dat betekent niet dat gemeentebesturen er gerust op zijn. De nieuwe besturen zullen volgens de Belfius-enquête deze 3 uitdagingen op hun bord krijgen.
1 Uitbreiding toepassingsgebied van GAS-5 komt op kruissnelheid, waardoor gemeenten zelf beperkt snelheidsovertredingen kunnen beboeten. Slechts enkele gemeenten voorzien dit.