23 juni 2021
Frank Maet
Senior Macro Economist @Belfius
Véronique Goossens
Chief Economist @Belfius
Ons werk verandert snel. De manier waarop we werken, de skills die we nodig hebben en de trajecten van onze loopbaan evolueren constant. Automatisering en digitalisering doen banen verdwijnen maar scheppen ook nieuwe jobs. De Covid-19 crisis zorgde voor een versnelling van deze trends op de arbeidsmarkt en stelt ons aanpassingsvermogen op de proef. Zo deed de pandemie veel mensen van thuis uit werken en leren, wat de behoefte aan digitale vaardigheden sterk doet toenemen.
Wat de recente crisis vooral heeft geleerd, is dat de toekomst ons zal blijven verrassen. Klimaatverandering, vergrijzing en technologische innovatie zullen de komende decennia onze manier van leven en werken drastisch veranderen, alleen is niet duidelijk hoe dat precies zal gebeuren. Om goed inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt, is het belangrijk dat mensen zich hun leven lang blijven ontwikkelen. Een leven lang werken betekent ook een leven lang leren.
Jammer genoeg scoort ons land ondermaats in vergelijking met de rest van Europa op het vlak van levenslang leren. In 2020 nam slechts 7,4 procent van de Belgische bevolking van 25 tot 64 jaar deel aan een vorming of opleiding. Daarmee blijven we onder het EU-gemiddelde van 10 procent en ver onder het EU-streefdoel van 15 procent. Bovendien loopt het percentage al jaren terug, we komen van 8,6 procent in 2004.
Dat cijfer moet dringend omhoog als we van de Belgische economie een kenniseconomie willen maken die volop inzet op innovaties in domeinen zoals energie, klimaat, en digitalisering. Door de Covid-19 recessie gingen vooral laaggeschoolde banen verloren, terwijl de vraag naar hoogopgeleiden en technisch geschoold personeel in veel bedrijven bleef toenemen. Er zijn dus tegelijk meer vacatures en meer mensen op zoek naar werk maar door een mismatch op het vlak van de vereiste competenties, raken de vacatures niet opgevuld. Vooral in de ICT-sector, de industrie en de bouw is er een krapte aan personeel. Levenslang leren is cruciaal om het nijpende tekort aan personeel aan te pakken en levert bovendien bijkomende voordelen op voor ondernemingen. Investeren in de skills van werknemers verhoogt de productiviteit, de competitiviteit en de veerkracht om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden. Opleiding bevordert ook de motivatie en zorgt op die manier voor minder absenteïsme en een lager personeelsverloop. In de toekomst zullen meer werknemers eisen dat hun werkgever voldoende opleidingstrajecten aanbiedt om zich te ontplooien. Een bedrijf dat zijn personeel niet de kans biedt om zich te blijven ontwikkelen, zal moeite hebben om mensen aan te trekken.
Investeringen in opleiding levert niet alleen voordelen op voor het bedrijfsleven. Ook de overheden en de bredere samenleving profiteren. De promotie van leren op latere leeftijd kan de daling van de beroepsbevolking door vergrijzing tegengaan. Een langere loopbaan is immers makkelijker vol te houden als je je door opleiding af en toe kunt heroriënteren. Bovendien zet opleiding een rem op de toename van de economische ongelijkheid in de maatschappij omdat het nog steeds de beste garantie is op een job. Levenslang leren verhoogt de kans op promotie en een hoger salaris. En het is goed voor het algemeen welzijn. Onderzoek toont aan dat hoger opgeleiden relatief langer leven, minder ongezonde levensjaren hebben en zo de gezondheidszorg minder geld kosten.
In ons land zijn er wel initiatieven om levenslang leren te stimuleren maar die zijn vaak te versnipperd en gebeuren veelal in een te beperkt kader. Via het overleg tussen de sociale partners werd bepaald dat voltijdse werknemers recht hebben op gemiddeld vijf dagen opleiding per jaar maar de afspraken daarover verschillen van sector tot sector. Opleidingen zijn meestal gelinkt aan een specifieke onderneming of bedrijfsactiviteit en stimuleren te weinig de carrièreswitch naar een andere sector. Bovendien geldt deze wet niet voor bedrijven met minder dan tien werknemers. Veel KMO’s zien kostbare werkuren aan opleiding verloren gaan en argumenteren dat ze niet over de financiële reserves en personeelsaantallen beschikken om hun personeel adequaat bij te scholen. Sommige ondernemingen die wel investeren in opleiding, concentreren zich soms te veel op de ‘high potentials’ in hun organisatie en niet genoeg op de laagopgeleiden. De werknemers die opleiding het meest nodig hebben, maken er op die manier het minst gebruik van.
Om de achterstand met onze buurlanden op het vlak van levenslang leren goed te maken, moeten we dringend een versnelling hoger schakelen. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen: werknemers en werkgevers, de overheid en het onderwijs. Want levenslang leren gaat over meer dan de arbeidsmarkt of de economie alleen. Leren omgaan met een onzekere toekomst is een zaak van alle burgers, of die nu bedrijfsleider zijn of werknemer, jong of oud, laag-of hoog opgeleid.